Martinus werd in 316 geboren te Sabaria in het tegenwoordige Hongarije. Zijn vader was militair in dienst van het Romeinse leger. Al op jonge leeftijd had Martinus belangstelling voor de nieuwe godsdienst: het Christendom. Zijn vader moest daar niets van hebben en stuurde hem tegen zijn zin het leger in. Hij werd uiteindelijk gelegerd in Gallië, het huidige Frankrijk.
Daar schonk hij – volgens het verhaal – een verkleumde bedelaar bij de stadspoort van Amiëns de helft van zijn rode soldatenmantel. De bedelaar vroeg om een aalmoes, maar geld had Martinus niet bij zich en zijn hele mantel mocht hij niet weggeven, omdat die eigendom was van het Romeinse leger. Daarom pakte hij zijn zwaard en sneed zijn rode mantel in tweeën. ’s Nachts had hij een bijzondere droom. Aan hem verscheen de bedelaar met de door hem gegeven halve rode mantel. Martinus hoorde dat hij zijn mantel met Jezus had gedeeld.
Naar aanleiding hiervan liet Martinus zich dopen en verliet weldra het leger. Hij werd kluizenaar in Ligugé, bij Poitiers. De mensen kwamen veelvuldig bij Martinus om raad en hulp. Hij raakte bekend als een goed en hulpvaardig mens. Geleidelijk aan vormde zich een groep aanhangers om hem heen; de eerste kloostergemeenschap in West-Europa.
In die dagen overleed de bisschop van Tours en men zocht een goede opvolger. Dit werd Martinus. Gedurende vele jaren combineerde hij zijn kluizenaarschap met het bisschopsambt van Tours. Hij stond bekend als een goed, vroom en wijs mens, die wonderen verrichtte. Als bisschop reisde hij veelvuldig missionerend rond in het Frankische rijk. Martinus overleed in 397 en werd op 11 november in de Franse stad Tours begraven.
Zijn levensbeschrijving met de vele bijzondere verhalen, was toen al bijna gereed. De schrijver was Sulpitius Severus, een tijdgenoot van Martinus. Al snel verklaarde de kerk Martinus heilig. De 11e november werd Sint Maartensdag.
De mooie icoon rechts is gemaakt door Piet van der Ploeg.