skip to Main Content

St. Jeroen predikt het geloof

(gebrandschilderd raam in de RK St. Jeroenskerk).Volgens de overlevering werd Jeroen rond 800 als zoon van een voorname edelman in Schotland (of Ierland) geboren. Als jonge man koos hij echter voor een bestaan als priester. Samen met andere Benedictijner monniken stak hij de Noordzee over om op het vasteland het christendom te verkondigen. In 851 vestigde Jeroen zich als pastoor in Noordwijk.

 

 

 

 

 

 

 

De marteldood van Sint-Jeroen

Sint-Jeroen wordt door de Vikingen onthoofd
(St. Jeroensaltaar).

In augustus 856 werd Noordwijk tijdens een van hun plundertochten overvallen door de Noormannen. Jeroen werd hierbij gevangen genomen en gemarteld. De volgende dag eiste een hoofdman van de Noormannen dat Jeroen zijn geloof zou afzweren en aan de Germaanse goden zou offeren. Toen Jeroen dit weigerde, werd hij ter dood veroor­deeld en ont­hoofd.

Nadat de Noormannen waren verdwenen, werd zijn lichaam door zijn volgelingen in het diepste geheim begraven.

 

 

De vondst van de overblijfselen van Sint-Jeroen

De ontdekking van het graf van Jeroen door de boer Nothbodo (St. Jeroensaltaar).

Ruim een eeuw later werd het graf van de martelaar op wonderbaarlijke wijze herontdekt. Volgens een levensbe­schrijving kreeg Nothbodo, een boer in de buurt van Noordwijk, tot driemaal toe een verschijning van Jeroen. Deze verzocht de boer zijn lichaam op te graven en over te brengen naar de abdij van Egmond. De boer aarzelde echter. Kort daarop werden zijn paarden gestolen. Tijdens een zoektocht kreeg dit keer een metgezel van de boer een verschijning. Jeroen gaf daarin een aanwijzing: de paarden konden worden teruggevonden op de plek waar zijn lichaam begraven lag. Na de vondst van de paarden én de ontdekking van het graf van Jeroen werd het – onthoofde – lichaam in aanwezigheid van de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland opgegraven en in een plechtige tocht overgebracht naar de abdij van Egmond.

  Het(onthoofde) lichaam van Jeroen wordt overgebracht naar de abdij van Egmond (gebrandschilderd raam in de St.Jeroenskerk). 

De vondst van de schedel van Sint-Jeroen

Boven de plek waar het onthoofde lichaam van Jeroen was gevonden, werd een kerk gebouwd. Rond 1300 werd in dit gebouw bij een opgraving een schedel gevonden die onmiddellijk aan Jeroen werd toegeschreven. Volgens de overlevering begonnen op het moment van de ontdekking de kerkklokken spontaan te luiden. Een man die aan een vallende ziekte leed, genas na aanraking van de schedel onmiddellijk.
Het hoofd van Jeroen werd in de kerk geplaatst en werd voorwerp van verering. In 1429 verhief de bisschop van Utrecht het dorp Noordwijk tot bedevaartplaats van Sint-Je­roen.

Bonifatius-Gregorius-Adelbert-Jeroen. Dit schilderij bevindt zich in het Frans Halsmuseum in Haarlem.

Noordwijk opnieuw bedevaartplaats

Als gevolg van de Reformatie kwam in de 16e eeuw een einde aan het bestaan van Noordwijk als bedevaartplaats van Sint-Jeroen. De schedel van de heilige – mogelijk ergens in veiligheid gebracht – is sindsdien spoorloos.

Paus Leo XIII verhief Noordwijk in 1892 voor de tweede maal in zijn geschiedenis tot bedevaartplaats van Sint-Jeroen. De relieken, afkomstig van de abdij van Egmond, werden vanuit Haarlem naar de parochiekerk in Noordwijk overgebracht. Daar worden ze sindsdien in een schrijn in het Sint-Jeroensaltaar bewaard. In de schrijn bevindt zich ook een zilveren armreliek.
Pelgrims kregen voortaan bij het bezoeken van deze kerk bijzondere gunsten in de vorm van aflaten. Een marmeren plaat aan de wand van het middenportaal herinnert hier nog aan.
Vanaf de jaren zestig van deze eeuw worden geen bedevaarten naar Noordwijk meer georganiseerd. Wel wordt ieder jaar op de derde zondag in augustus de Jeroensommegang door de kern van Noordwijk-Binnen gelopen. Dezelfde dag wordt ’s middags in de kerk de jaarlijkse Jeroenvespers gezongen. Ook wordt ieder jaar op de eerste zondag in september het patroonsfeest van Sint-Jeroen gevierd.

Meer informatie: zie Erfgoed St. Jeroen en Maria ter Zee

Back To Top